Werken met wereldonderzoekjes
Een atelier bij Micha De Brie, leerkracht classe unique, Het Prisma Gent, tijdens de freinettweedaagse 2014.
Verslag: Karen Cromphout
Wereldonderzoekjes zijn verschillend van projecten en thema’s.
Stappen in het werken met wereldonderzoekjes:
- Onderzoeksvraag verzamelen
- Onderzoek voeren
- Presenteren
- Onderzoeksvraag verzamelen
Van de onderzoeksvragen die in de klas van Micha naar voor komen, komt 80% uit de ochtendkring en 20% uit de afsluitkring.
Per kring verzamelt hij 1 à 2 onderzoekvragen.
Hoe haal je nu onderwerpen uit een kring?
De leerlingen vertellen in de kring, andere leerlingen pikken hierop in en praten verder over het onderwerp.
Ondertussen heb jij als leerkracht tijd om even na te denken, stil te staan bij hoe je dit onderwerp naar een hoger niveau kan tillen, hen kan laten nadenken op een ander level. Dan stel je de probleemstellende vraag? Het gesprek zal even stilvallen. Dit overkomt de groep gewoon omdat ze verdiept zijn, geïnteresseerd zijn om het antwoord te vinden. Je ziet ze de tijd nemen om op een ander denkniveau te komen en de impulsief-denkende kinderen hebben het daar wat moeilijker mee. Ik vraag hen om even te wachten vooraleer te antwoorden om het denkproces bij de anderen niet te onderbreken.
Richtvragen bij het verdiepen van een onderwerp (deze zijn te situeren op het niveau vd meervoudige intelligentie):
- Hoe was het vroeger?
- Hoe is het elders?
- Hoe werkt het? Waarom werkt het zo?
- Is het kunst(ig)?
- Wiskundig?
- Filosofisch? Heeft het een sociale of politieke invloed?
- Ecologisch?
- Technologisch? (wat gebeurt er als ik er …. aan verander?)
- Economisch?
- Sociaal? Wat betekent het voor de mensen?
- een kind vertelt dat hij naar een kruispunt heeft staan kijken. De leerlingen vertellen over hun ervaringen in het verkeer. Dit is het natuurlijke gesprek op kind-niveau, hier hebben ze behoefte aan dus het moet de kans krijgen. De lk. volgt en heeft ondertussen tijd om na te denken over een probleemstellende vraag. Deze komt vaak via associatie omdat een uitspraak een deur opent. Na een poos vraagt de leerkracht: “Hoe werkt zo een kruispunt nu eigenlijk?”
Bv. een kind vertelt dat hij met loombandjes armbandjes en figuurtjes kan maken. De leerlingen pikken hierop in en vertellen over hun eigen ervaringen met loombandjes. Na een poosje vraagt de leerkracht: “Is dit nu een rage?”, “Hoe wordt iets een rage?”, “Hoe werkt een rage?”, “Zouden wij zelf een rage kunnen starten?”
De leerlingen reageren op de vraag van de leerkracht. Er ontstaan verschillende hypotheses, mogelijke antwoorden, bijvragen komen naar voor… Er is duidelijk interesse voor het onderwerp.
De leerkracht vraagt of er kinderen zijn die dit willen verder onderzoeken.
Belangrijk bij een goeie onderzoeksvraag is dat het antwoord niet voor het grijpen ligt. Het is geen spreekbeurt!
Wanneer er kinderen zijn die dit willen onderzoeken wordt de onderzoekvraag op een onderzoekskaart genoteerd. Daarop staan:
- De namen van de onderzoekers (kan gerust ook later)
- De hoofdvraag
- De bijvragen
- Wat we willen doen om het antwoord te bekomen
De onderzoekskaart wordt in de hal gehangen aan een prikbord. Kinderen kunnen zich hier op intekenen als ze willen meewerken aan het onderzoek. Er mogen maximum 3 kinderen meewerken aan één onderzoek. In de classe unique-werking van Het Prisma is de afspraak dat er per onderzoek ook minstens van 2 klassen leerlingen moeten in het onderzoeksgroepje zitten en zowel jongere als oudere leerlingen. Anders kan het onderzoek niet van start gaan. noot: (2016) Ondertussen is dit afgevoerd omwille van de complexiteit van opvolging. Nu zeker, met het stopzetten van de classe unique.
Ouders kunnen ook meewerken aan een onderzoek. Ze hangen dan een post-it op de onderzoekskaart met daar info of hun naam op.
Wanneer een onderzoekskaart blijft hangen wordt dit in de kring nog eens onder de aandacht gebracht. “Is er nog interesse voor dit onderzoek?” De onderzoekskaart wordt terug aan het prikbord gehangen. Wanneer het onderzoek na een poosje nog niet opgestart is, verdwijnt het onderzoekskaartje.
- Onderzoek voeren
Geen ingewikkelde (goedbedoelde) stappenplannetjes, die er mooi uitzien, maar een opdracht op zich zijn om ingevuld te geraken. Om hun onderzoeksresultaten te noteren, nieten de leerlingen evenveel kladbladen samen als ze onderzoeksvragen hebben (hoofdvraag en bijvragen).
Op elk blad schrijven ze één vraag. Gedurende hun onderzoek komen ze antwoorden tegen op één van die vragen. De informatie noteren ze op het juiste blad.
Het zoeken van antwoorden kan via
- Uitstap
- Experimenteren
- Enquête
- Interview
- Boeken
In Het Prisma zoeken ze de antwoorden zoveel mogelijk buiten de klas. De leerlingen organiseren deze uitstap zelf. De SES-leerkracht gaat mee op uitstap. De leerlingen moeten haar op voorhand reserveren.
Wanneer ze echt geen antwoord vinden kan de leerkracht input geven of als allerlaatste mogelijkheid kunnen ze de antwoorden opzoeken op google.
Alle vragen zijn in 2 à 3 weken afgerond.
- Presenteren
Wanneer alle antwoorden verzameld zijn moeten de leerlingen een werkstuk maken. Daarvoor krijgen ze een A3 invulblad met 6 hokjes of ze nemen een blanco A3 blad. De hoofdvraag staat bovenaan. Eronder staan de antwoorden op hun vragen met zelfgemaakte illustraties bij. Als leerkracht kan je best ook op het werkstuk nog wat extra info toevoegen om alle doelen te kunnen bereiken.
Het werkstuk stellen ze voor in de kring(en van de verschillende klassen) tijdens de afsluitronde. Elk groepslid doet een deel.
De werkstukken komen nadien aan de tentoonstellingsmuur in de hal. Na een poosje worden de werkstukken in een map in de hal gesorteerd per domein. Daar liggen ze ter inzage. Van elk werkstuk komt een A4 kopie in het documentatieatelier.
Elk kind krijgt in zijn persoonlijke map ook een z/w-kopie van het onderzoek. De werkstukken worden onderverdeeld per domein.
- Achteraf
De info van de onderzoekjes schrijft de leerkracht op een fiche. Wanneer er eens wat extra tijd over is, neemt de leerkracht de fichebak erbij en herhalen ze klassikaal de info.