Verslag eerste uitwisseling secundair en derde graad lager West- en Oost-Vlaanderen – Thema: onderzoek
Eerlijk is eerlijk: al stond ik te springen toen Maarten mij vroeg om uitwisselingsnamiddagen samen te organiseren, eenmaal het moment was aangebroken, was het ook wel een beetje spannend.
Zullen er wel mensen komen opdagen?
Is het interessant genoeg?
Hebben we genoeg te vertellen?
Is onze werkvorm ok (een kring en dan uitwisselen)?
Stom dat ook ik (wij) altijd de reflex heb(ben) om zo hard te twijfelen, denk ik daar spontaan bij.
“Is er wel nog voldoende ruimte voor twijfel in het onderwijs?” is de volgende vraag die daarop in mijn hoofd opwelt.
Moet alles altijd afgebakend en perfect zijn?
Heeft de ideologie en de taal van het ‘excelleren’ ons zo besmet, dat we niet gewoon meer overtuigd zijn van de meerwaarde van een eenvoudige freinettraditie als ‘uitwisseling’?
Een moment waarin leerkrachten de tijd en de ruimte nemen, om heel open en eerlijk, met elkaar te praten over valkuilen en problemen waar ze tegenaan lopen?
Vinden we nog voldoende tijd om een reële plek te creëren waar we durven vertrouwen hebben in de kracht van de groep en waar we onze twijfels met elkaar delen?
Die twijfel is – in mijn hoofd alvast – na vandaag verdwenen.
Gilles, Stanse, Lies, Anke, Eva, Virginie, Lara, Céline, Inge, Annelies en Britt namen die voor mij (en ik denk ook Maarten) weg.
We startten met een rondje waarin we onze vragen formuleerden:
- Hoe motiveer je leerlingen om iets te onderzoeken dat hen niet noodzakelijk interesseert?
- Hoe inventariseer je al jouw projecten en onderzoeken per kind?
- Hoe controleer je of elk kind uit zo’n project of onderzoek iets heeft meegedragen, zonder te vervallen in het toetsen van de kennisinhouden?
- Hoe slaag je erin, om eens je met een project bent gestart, de motivatie bij de leerlingen hoog te houden om het project tot een goed einde te brengen (zonder dat ze afhaken, ergens middenin)?
- Hoe differentieer je? Hoe kunnen we de kloof, tussen de leerlingen die snel vastlopen en diegenen die hongeren naar meer uitdaging, dichten?
- Hoe baken je onderzoeksvragen af? Hoe zorg je ervoor dat ze niet té ruim gaan of niet té eng?
- Hoe slaag je erin om iedereen uit te dagen? Wat met kinderen die compleet hebben afgehaakt?
- Hoe begeleid je een groep zodat iedereen aan bod komt?
- Ben ik genoeg bezig met mijn vakken zelf, wanneer ik aan mijn project/onderzoek bezig ben? Verlies ik mijn specifieke leerdoelen niet uit het oog?
- Hoe vind je de balans tussen wat de leerling wil weten en wat ik vind dat ze moeten weten of wat het leerplan zegt dat ze moeten weten?
…
Dit zijn maar enkele van de eerste vragen die bovenkwamen en al onmiddellijk stof tot nadenken gaven en het gesprek aanwakkerden.
L. verwoordde: ‘Ik heb niet echt concrete vragen. Ik stel mijzelf constant vragen: is het wel ‘freinet genoeg’? ‘Bereik ik mijn doelen’?
M. was dan weer getriggerd door een zinnetje in het laatste boek van Jeroen en Katrien, waarin stond “Er is een verschil tussen opzoeken en onderzoeken”.
A.vertelde dat ze voor zichzelf gewoon de uitdaging had gesteld om eens uit te spitten hoe dat in zijn werk ging onderzoekjes (en rondes).
Ben ik naar huis gegaan met een antwoord op al deze vragen?
Het eerlijke antwoord is: ‘Neen’.
Maar als freinetwerker heb ik ondertussen geleerd dat onze methode geen ‘copy-paste’ is.
Het is het geluk hebben je te mogen omringen met mensen die bereid zijn om zelf vragen te blijven stellen en te onderzoeken. Het is het ontmoeten van collega’s die willen voorbij de dagdagelijkse moeilijkheden kijken en samen met jou op zoek gaan naar oplossingen. Het is de plek & de ruimte krijgen én nemen om inspiratie op te doen.
Ik neem van vandaag mee:
- Dat bij I. leerlingen komen ‘solliciteren’ met hun kennis (en zij een manier heeft om dat bij te houden)
- Dat L. vertelde over ‘Het grote lichaamsboek’ als een manier om de onderzoekjes van kinderen te bundelen
- Dat er zoiets bestaat als peertest.nl, het Vragenmachientje, de Cornell-methode, een werkplan gebaseerd op de stapjes van Jeroen Tans, de ONO-tool en designtools.be. Maar ook een trotsmuur of supersterrenboom.
- Dat een gezamenlijke klaslijst met muziek ook verbindend & motiverend kan werken
- Dat we té streng zijn voor onszelf en het proces écht wel minstens zo belangrijk is als het product (en dat we dat moeten blijven herhalen tegen onszelf)
- Dat er zinvolheid zit in het praten over het werk en dàt net de pedagogie van het werk is, want dat daar de vraag kan gesteld worden: hoe kunnen we (nog) verder vooruit geraken?
Maar bovenal, dat ik mij niet hoef alleen, noch eenzaam te voelen in mijn denken of handelen. Het coöperatieve werken in onderwijs is verre van dood. Ze vlamt vanuit tvier van West- naar Oost-Vlaanderen…wie weet tot in Limburg?
Meer van dat!