Brief aan Celestin
Naar aanleiding van het 50 jaar overlijden van Célestin Freinet schreef Franse collega Christian Rousseau deze tekst.
Vertaling: Armand De Meyer (originele Franstalige versie hieronder te downloaden)
Beste Célestin,
Het heeft me heel wat tijd gekost om jouw pedagogie te definiëren. Misschien had ik je geschriften grondiger moeten doorwerken om tot een definitiever beeld te komen. Het is treffend om vast te stellen dat de Freinetpedagogie (FP) zich vooral door het gesproken woord verspreidt. Het is door wat men me erover vertelde, het is door wat ik ervan zag waarvan men me zei dat het wel degelijk over de FP ging dat ik me een steeds beter beeld kon vormen over je pedagogie. Natuurlijk heb ik ook wel je geschriften gelezen. Maar wat ik beleef, wat ik zie en mijn ervaring die ik confronteer aan die van andere actoren van de Freinet beweging hebben betekenis. En wat ik lees bevestigt wat ik construeer als kern van de benadering. Want het gaat duidelijk meer om de representatie dan over een definitie. Een definitie legt vast, werkt beperkend, het is een dood geheugenspoor, een zoeken naar antwoorden die niet bediscussieerd worden, naar een autoriteit die beweert schoon schip te maken met andere benaderingen, die zelfvoldaan een comfortabele definitie poneert. Maar dikwijls zijn het externe factoren die aanleiding geven tot een probleem: als een twijfel uitgesproken wordt, als een discussie wijst op een tekort of een tegenstrijdigheid. Dat risico bestaat wel degelijk als men zich uitsluitend richt tot overtuigden, tot beginners die er zich meteen van overtuigen dat wat ze niet begrijpen toe te schrijven is aan hun gebrek aan ervaring en niet aan de gebrekkige argumentatie. In een dergelijke context ontstaat stilaan de overtuiging dat de definitie van nature uit instemming genereert. Men ziet daarbij af van een filosofisch onderzoek. Maar als een onwetende, een scepticus, een tegenstander ons bevraagt over deze evidenties door aan te geven waar ze de grenzen ervan zien, bevinden we ons vlug in moeilijkheden, en in dat geval nemen we, uit zwakheid, een toevlucht tot een ideologie waar de postulaten en utopieën een vluchtheuvel zijn die de kracht van de argumentatie beperken tot veel ideeën maar weinig concrete voorbeelden.
In het begin, toen ik je pedagogie ontdekte, heb ik vooral aandacht besteed aan de technieken, de gereedschappen, met een zeker wantrouwen tegenover het politieke vertoog dat bij de presentatie tot uiting kwam. Wat me aanstond in je pedagogiek was de vrijheid die de kinderen kregen om conform hun mogelijkheden te kunnen werken, hun ritme, hun autonomie, de aantrekkelijke intenties als de coöperatie, de vrij expressie die soms meer tot uiting kwamen in het vertoog dan in de praktijk. Maar de intenties waren goed.
Het is omdat ik op zoek ging naar een nauwkeurige definitie dat ik evolueerde naar een meer politiek vertoog. Me de vraag stellen: “Wat is de FP?” was voor mij: “Wat is het?, Waartoe dient het?, Waarom heb ik die keuze gemaakt?” Daarna heb ik beetje bij beetje afstand genomen van een al te technische definitie, te sterk bepaald door de technieken, die je pedagogie reduceerde tot een wijze van doen waar het eigenlijk manier is om de wereld te begrijpen.
Daarom probeer ik een omschrijving van je pedagogie door uit te gaan van een definitie van Pierre Hadot van de filosofie.“ De filosofie is wezenlijk zowel een kritisch discours als een oefening om zichzelf te veranderen.” (Voorwoord bij een heruitgave van Wittgenstein en de grenzen van de taal, Vrin 2014). Hier vervang ik filosofie door “FP” en dat brengt me, lijkt me, tot een definitie van je pedagogie: “De FP is een kritisch discours en een oefening om zichzelf te transformeren gevoed door de pedagogische ervaring in de klas, de school, het leven, van zijn leven.”
Een geslaagde FP is dan die pedagogie die de kinderen niet alleen toelaat om de vrijheid te ervaren, maar ook de blik van de opvoeder transformeert. De FP voedt zowel het kind als de opvoeder op, en wijzigt zijn blik en representaties naarmate zijn pedagogische ervaring van de wereld. Het recht, de democratie, de taal, de vrijheid, al datgene wat de grond uitmaakt van de relatie tussen menselijke wezens zijn wezenlijke onderwerpen in de FP.
Daarom is de freinetbeweging een beweging van volksopvoeding. Vanuit dit gezichtspunt brengt hij elke opvoeder er toe zich vragen te stellen over de wereld waarin hij zijn beroep uitoefent, zich vragen te stellen bij zijn handelingen als burger-opvoeder, zich vragen te stellen over zijn plaats in de maatschappij, zijn gemeenschap, zijn school, zijn klas. Leren handelen met kennis van zaken, zo zou het project van de FP kunnen omschreven worden.
Sommigen onder ons maken zich soms, niet geheel ten onrechte, zorgen over een verwatering van wat men soms maakt van je pedagogie, over wat men er over kan zeggen en ze zouden best willen dat men een normatieve definitie zou opstellen. Maar je bent geen goeroe, het is geen pedagogie die eens en voor altijd vast ligt, het is geen methode, de FP is beducht voor standaardisering. Daarom is het niet zeer erg dat iedereen binnen de beweging die je naam draagt zijn interpretatie geeft van je pedagogie. Bovendien constateren we telkens weer opnieuw als men zich te sterk verwijdert van het Freinet-pad er een terugkeer is naar een soort van gemiddelde, in de statistiek wel bekend als een regressie naar het gemiddelde, als de afstand tussen de referentie en de realiteit te groot wordt. Ik heb altijd gemerkt dat er binnen onze beweging voldoende mensen zijn die hun kritiek formuleren tegenover tijdelijke “dwalingen”. Neem b.v. de maillijst met de discussie en de verspreiding van FP in het kleuteronderwijs, een mailgroep die voor iedereen open staat, militanten en anderen. Er zijn altijd mensen waakzaam over de inhouden die voorgesteld worden. Maar dat alles maakt niet uit: niet alles is gelijkwaardig en, hoe vriendelijke we ook zijn, we aanvaarden geen compromis in naam van een pedagogische oecumene. De FP wordt getoetst door de groep: ze vergt een voortdurende toetsing met gemeenschappelijke ervaringen. Jean François Planchet, een oude militant van onze departementale groep zei dat “wie beweert om aan Freinet te doen op z’n eentje, ver van andere practici, zich zeker vergist”.
Dat is waarschijnlijk de reden dat ik er zo van hou om me te bevinden in een groep combattieve maar pacifistische pedagogen die niets laten passeren zonder reactie. Maar op grond waarvan? Neen, niet op grond van een ideologie, maar op grond van waarden die telkens weer worden bevestigd door de ervaring … een kleine honderd jaar ervaring is niet niets. Om al deze redenen, waarde Célestin, als ik de FP bedrijf, dan is het door alle andere uit te sluiten.
Coöperatief en vriendschappelijk,
Christian Rousseau, 08.10.2016
christian-rousseau-cher-celestin