Atelierwerking, vrije expressie
De namiddag begon met een rondleiding in Sassepoort en een uitleg over de atelierwerking op de Sassepoort, een freinetschool voor buitengewoon onderwijs waar vanuit institutionele pedagogiek gewerkt wordt.
Daarna wisselden we verder uit vanuit de gelezen teksten.
Jeroen: Winnicott kreeg de vraag: als je goed zorg draagt voor baby’s, als je kinderen goed opvoedt, zou het dan zo zijn dat dat dan jongeren worden waar je minder problemen mee hebt? Hij antwoordt radicaal: zeker niet. Hij meent het oprecht, hij zegt: als je goed zorg draagt voor je baby, als je kinderen goed opvoedt, het beste bewijs dat je het goed gedaan hebt is als je er miserie mee krijgt. Hij meent het, hij zegt dus: de taak van een kind of een adolescent is om het systeem op de proef te stellen. Iemand die goed in zijn vel zit, stelt het systeem op de proef. Want het alternatief is gehoorzamen. Het heeft iets provocatiefs, want niet iedereen die het systeem op de proef stelt zit goed in zijn vel. Maar wat hij bedoelt is: iemand die goed in zijn vel zit en dus goed opgevoed is, zou je kunnen zeggen, die heeft de vrijheid om het systeem op de proef te stellen. Dat is de idee die erachter zit. Wij zitten hier in een type 3 school die vol zit met kinderen die er in gespecialiseerd zijn om het systeem op de proef te stellen, helaas voor hen niet omdat ze zo goed in hun vel zitten. Dat is duidelijk een andere kwestie. Spanningsveld tussen moeten kinderen gehoorzamen of mogen ze het systeem op de proef stellen: dat vind ik wel bijzonder waardevol om voortdurend of af en toe op tafel te leggen. “Hoe zit het bij ons op school?” Is dat een systeem waarvan wij verwachten kinderen gehoorzamen? Zelfs een freinetsysteem kan een syteem worden waar je uiteindelijk de verwachting hebt ‘wij verwachten gewoon dat je het syteem gehoorzaamt’ , of gaan we de mogelijkheid laten dat kinderen iets nieuws ontdekken, waar kinderen het systeem ook op de proef te stellen?
Dit als ingang om te spreken over de ateliers die bij ons hier op school de functie hebben van de kinderen in de mogelijkheid te stellen van het systeem op de proef te stellen. Je moet die mogelijkheid wel inbouwen.
Een dergelijke atelierwerking is misschien van dezelfde orde als een werktijd waar de kinderen vrij werk mogen kiezen. Dat is ook in uw systeem vooraf iets inbouwen dat kinderen zelf kunnen invullen. In de architectuur van je school inbouwen dat kinderen kunnen in heel grote mate zelf invullen wat ze hier op school kunnen komen doen.
De ateliers zorgen er hier voor dat kinderen kunnen kiezen om niet in de klas te zijn maar nog altijd wel op school te zijn.
Niet dat we daardoor hier een aards paradijs zonder problemen hebben, maar het feit dat dat er is, is van goudwaarde voor veel kinderen.
Dat je naar school gaat maar toch kan kiezen om iets anders te doen dan gewoon naar school gaan.
Ooit was hier een klassieke time out ruimte zoals in gewone buitengewone scholen voor wanneer kinderen een crisis krijgen: dat betekent dan dat het kind ‘er uit’ moet (TAVA, isoleercel, time outruimte…)
Organisatorisch vraagstuk om die ruimte permanent te bemannen
Er was tegelijkertijd de vraag naar een tweede time out ruimte (want zoiets houdt zz in stand)
En toen hebben we de radicale keuze gemaakt om het anders aan te pakken: het onderwijs over een andere boeg gooien. Freinetonderwijs in de klas en een kind in crisis gaan zien als een belangenconflict: wat dit kind nu nodig heeft komt in botsing met wat op dit moment van hem in de klas verwacht wordt. Dit kind heeft iets anders nodig dan les krijgen. Er is niets mis met les geven en er is niets mis met iets anders nodig hebben. Hoe organiseren we onze school, ons onderwijs zodanig dat het kind dat iets anders nodig heeft, iets anders kan doen. Ik denk dat zeker in scholen voor gewoon onderwijs dit een groot vraagstuk is hoe je dat kan doen.
Zo zijn onze ateliers eigenlijk een intussen groot uitgevallen time out ruimte: maar dan wel plaatsen waar ze zelf kunnen kiezen om naartoe te gaan (ipv er naartoe gestuurd worden door de volwassenen)
Daar zit ook evolutie in in de loop der jaren: Leerkrachten hebben graag veel controle: een leerkracht zou nog het liefst van al zelf kiezen wie gaat er deze namiddag naar het atelier en wie blijft in de klas. En toch is het nuttig om na te denken, hoe kunnen we het zo organiseren dat die zeggenschap, dat beslissingsrecht in handen ligt van de kinderen.
Marcel Thorel zegt: auteur van eigen leven worden: daarin helpen de ateliers ons, daar dienen ze ook voor.
Het zijn in principe de kinderen die in dialoog met hun leerkracht beslissen of ze in de klas gaan blijven of naar een atelier gaan werken.
Ze ‘betalen’ met een kwartier speeltijd want alle kinderen diein de nm naar een atelier willen gaan komen het laatste stuk van de speeltijd naar de ‘toetertijd’ om daar af te spreken wie naar welk atelier gaat.
Ateliers zijn elke namiddag, enkel de eerste 2 uur van de nm, in 2 aparte blokken. Het derde uur zit iedereen terug in eigen klas. Soepatelier is woensdag voormiddag en broodatelier op vrijdag ook in de voormiddag.
Je kan niet naar een atelier gaan als je levensbeschouwing hebt of sport, die zijn verplicht. Je kan maar voor iets kiezen als niet alles mogelijk is. Het is interessant en nuttig dat er dergelijke decretale verplichtingen zijn. Sommige dingen kunnen niet. Als altijd alles mag is het ook geen keuze. In het verloop van een dag waarin veel dingen gekozen mogen worden, moeten we zorgen dat niet altijd alles kan.
Dus enerzijds sommige dingen kunnen niet en anderzijds sommige dingen moeten ook, vb op het eind van de week moet schoolwerk wel klaar zijn. Kinderen hebben een weekplan waarin verzameld zit wat kinderen binnen een week moeten doen. Dat moet af zijn, dus als je kiest voor atelier, moet je je organiseren. Dus behalve 1. auteur worden van je eigen leven, 2. de interessante mogelijkheid krijgen om te kunnen kiezen om niet in de klas te zijn 3. het zorgt ervoor dat kinderen die hier op school zitten, die toch heel geregeld van het chaotische gedesorganiseerde verbrokkelde type zijn, dat die daardoor op een natuurlijke manier uitgenodigd worden om zich te beginnen organiseren, want dat hoort daar natuurlijk wel bij. Je komt elke middag om kwart voor één in het afspreek moment zitten en als je daar zit moet natuurlijk je interne processor beginnen draaien. Je kan daar niet komen zitten en zeggen ‘ik ga alles doen’ Je moet kiezen wat je gaat doen en je moet er rekening mee houden of je wel degelijk kan en je moet er voortdurend rekening mee houden wat dat wil zeggen voor je schoolwerk.
Bij de toetertijd kan iedereen van de school er zitten, dus kinderen tussen 5 en 13 jaar, Type 3 en Type 9.
Het is altijd wonderlijk om te zien wanneer je bij een kind merkt dat hij op zo’n planmoment zegt ‘ik kan niet want het is dinsdag en dan heb ik het tweede uur sport’. Altijd mooi wanneer je plots de processor in gang ziet schieten. Misschien lijkt dat voor sommigen onder jullie banaal, maar voor heel veel kinderen hier is dat wonderbaarlijk. Gelukkig zijn er elke dag wonderen. Wonderen die mee mogelijk gemaakt worden door de architectuur, door het systeem, doordat een kind zich daarin begint in te schrijven en gebruik van begint te maken, daardoor begint die processor te draaien.
Op woensdag wordt er soep gemaakt, goed dat het enkel op woensdag is: woensdag is soepdag.
Vrijdag kunnen we daar voetballen: niet alles kan altijd. Als alles altijd kan, organiseer je jezelf niet, kan je eigenlijk ook niet kiezen. Ik denk dat dat ook in een Freinetsysteem van het grootste belang is, dat niet altijd alles kan.
Om te kunnen kiezen heb je vrijheid nodig maar ook belemmeringen. Dat is gezond en helpt de chaotische hoofden om zich te organiseren en te structureren. Kinderen voelen ook zelf wel dat ze niet elke nm in het atelier kunnen zitten. Leerkrachten zijn ook voldoende ‘leerkracht’ zodat ze niet vergeten kdn daaraan te herinneren.
Als je grote problemen wil, moet je ‘s morgens tegen kinderen zeggen: Doe maar waar je zin in hebt. Kinderen kunnen dat eigenlijk niet goed. Je laat hen aan hun lot over, dan ontploft de boel.
Raar maar waar is dat iets dat 3 keer per dag georganiseerd wordt: speeltijd. Dat is een structureel moeilijk moment. Omdat als je daar niet iets mee doet, dan ga je dus tegen die kinderen die niet kunnen ‘doen waar ze zin in hebben’ zeggen: ‘doe nu maar waar je zin in hebt’. De ongestructureerde leegte kan bij sommigen ook angst oproepen.
Het zijn vaak ook de volwassenen die nood hebben aan speeltijd, het is een rustpunt voor hen (behalve als er zoveel onrust op de speelplaats is, vraagt dus organisatie)
We proberen ook de speeltijden te differentiëren, keuzemogelijkheden te creëren, structureren, kiezen tussen op welke speelplaats ga je spelen, wat ga je doen, ga je voetballen of in de zandbak? Dat is een heel andere situatie dan ‘doe maar wat je wil’.
Besteden jullie dan in de klas meer tijd aan de keuze vooraf of bespreken nadien van de speeltijd? Ja bij sommige kinderen vragen we echt wat ga je straks doen? Maar het is moeilijk voor hen om het te onthouden wat ze gingen doen… Veel afleiding en obstakels onderweg.
Elk kind heeft recht op buitengewoon onderwijs.
4 ateliers permanent
in permanente lokalen (hout, vanalles, muziek, op stap). Deze worden gegeven
door personeelsleden. Omdat er in onze ateliers via Biezebeize ook kinderen uit
het gewoon onderwijs welkom zijn krijgen we van stad Gent uren voor 2 atelierbegeleiders.
Dit wordt dan aangevuld met tijdelijke ateliers van stagiairs, we gebruiken
hier heel veel soorten stagiairs (niet alleen onderwijzers, ook bv psychologen,
orthopedagogen, …). Iedereen die hier
stage doet geeft ook sowieso 2 namiddagen per week atelier.
We vinden het een meerwaarde dat ateliers gegeven door mensen die geen
leerkracht zijn, die vanuit hun mindset in contact gaan met kinderen. Er is
niets mis met leerkrachten, maar het is net waardevol dat kinderen ook ‘normale
mensen’ tegenkomen op school met een andere contactname, andere ingesteldheid,
ander verwachtingspatroon, … Want school is toch iets heel raars waar
kinderen anders alleen maar leerkrachten, orthopedagogen, logopedisten…
tegenkomen. Dat is een absurd stukje van de mensheid en wel interessant als je
dat aanvult met andere absurde stukken van de mensheid.
School is toch iets heel raars, een bijzonder microklimaat, een cultuur die heerst op school die nergens anders heerst. Dat is niet per definitie verkeerd, maar voor sommige kinderen creëert dat wel een probleem. Als je dan niet ingeschreven raakt in die cultuur heb je wel een probleem natuurlijk. Dus ook dat is wel een impliciete functie van de ateliers; het werkt een stuk drempelverlagend voor de toegankelijkheid van de school.
Atelierhouders gaan vaak op een andere manier om met conflicten en dat kan voor kdn en lkr verfrissend zijn
V: die functie bij
jullie waar ateliers de drempel te verlagen, dat is wel anders dan bij ons op
school. Ik denk niet dat wij atelier doen om die reden.
M: Daarnet wel mooi verwoord, zo dat kinderen zich bij jullie mogen geven, zelf
kunnen kiezen wat ze in een atelier komen doen. Terwijl op andere scholen
betekent het woord atelier eigenlijk meer dat kinderen een workshop komen
volgen bij de volwassene. Dat doet ons wel nadenken.
K: Is atelier op je
school een plek waar je naartoe kan gaan of is het een (geleide) activiteit. Vb
klasoverschrijdend schoolatelier waar verschillende volwassenen een aanbod doen
waar kinderen zich voor inschrijven. In de meeste gevallen zijn kinderen hier
dan uitvoerders, acteurs ipv auteurs. Zeker wanneer het gaat om een eenmalige
moment. Sommige scholen organiseren een systeem waar kinderen meerdere weken na
elkaar voor hetzelfde atelier kiezen, daar is dan vaak de impact van het kind
groter en gaan ze niet enkel volgen wat de volwassene bedacht heeft.
Vb in het Prisma gebruiken ze de woorden atelier en workshop. Er is
bijvoorbeeld het muziekatelier. Er kan in het muziekatelier op een bepaald
moment een workshop doorgaan en maar ook op andere momenten is ‘de plek’ het
muziekatelier toegankelijk voor kinderen die er iets willen gaan maken of doen.
Atelierwerking Prisma
Achteraf toegevoegd aan dit verslag. Komt uit verslag van uitleg door Micha op 3 oktober 2015
Er zijn 17 ateliers die kunnen gebruikt worden voor creaties, als illustratie van vrije tekst: tekenen, drama, schilderen, film, … Nog andere ateliers: tuin, … Vrijdag zijn er workshops in de ateliers waar ze technieken aangeboden krijgen. Op de andere dagen mogen sommige kinderen alleen naar een atelier. Loopt niet automatisch goed! Sommige kinderen mogen zelfstandig in het gebouw zijn. Zij gebruiken de ateliers zoals het hoort. Ze hebben dit eerst mogen proberen en de groep heeft dat geëvalueerd. Zij mogen dat dus altijd tijdens de werktijd. Er zijn dus ook kinderen die nu stagiairs zijn; de anderen zijn mentoren. Vb nu 5 stagiairs in 1 klas: zij worden goed opgevolgd. Kinderen die het vertrouwen niet krijgen kunnen alleen tijdens de workshops naar een atelier met leerkracht erbij, niet met de mentoren want dat lukte niet goed genoeg. Kinderen nomineren elkaar schriftelijk om het te mogen proberen.
V: Ik wil nog iets zeggen over vrijheid. Dat de vrijheid dikwijls ontbreekt in
onze ateliers. Ik vond het interessant om te lezen wat Freinet schreef. Hij
heeft het over artistieke vrijheid, vrijheid van onderwerp, van tijdstip, van
materiaalkeuze, van techniek en van vormgeving. Dan denk ik oh… We zijn
helemaal mis, hoe we het nu doen, wij denken dat de kinderen vrij zijn omdat ze
mogen kiezen welk atelier ze gaan doen, maar in het atelier zijn ze helemaal
niet vrij: nu ga je met dat, dat en dat doen. Waar is de vrijheid dan?
Wij zeggen atelier, maar we doen workshops.
R: het hangt ook af van wie het atelier begeleidt: er zijn mensen die graag hebben dat de kinderen doen wat zij voorzien hebben en er zijn mensen die de kinderen wel het initiatief laten.
I: Misschien is de vraag meer: wanneer is er op de school een mogelijkheid om vrij te creëren? Dat is voor mij de vraag.
T: bij ons op school was er een vrij atelier (waar de kinderen vrij in konden werken met alles wat ze nodig hadden, volledig vrij in materiaal en onderwerp) maar daar zijn we vanaf gestapt, had misschien met opruimen te maken. Er is veel gewerkt om ons materiaal terug op te ruimen. Nu wordt er gekozen om met slechts 4 à 5 materialen te werken en daar mogen ze dan vrij iets mee maken (vb wol piepschuim textiel karton), maak ermee wat je wil. Maar ik twijfel of het dit nu is, is dat dan Freinet? Misschien is het wel interessant om beperkend materiaal aan te bieden om hen creatiever te maken, dat werkt voor een paar kinderen… Ze maken nu meer dingen die nuttig zijn, terwijl ze vroeger meer dingen maakten zonder functie. Maar de meesten haken af. Ik ben op zoek om te weten hoe het stimulerender kan, welke materialen, …
V: sluit aan bij wat in de tekst staat: Je dwingt hem niet om naar je eigen normen te werken, je onderwijs sluit aan bij de ervaring en het zich ontwikkelende bewustzijn van de kleuter.
We doen dat dikwijls: we hebben een plan in ons hoofd maar eigenlijk, de vrijheid zit er in dat je materiaal aanbiedt en dat zij daar iets mee doen.
J: De ateliers hier
komen vanuit de psychiatrie. Je probeert tegemoet te komen aan psychische noden
waarvan je veronderstelt dat je daar in de klas niet meer moet mee bezig zijn.
Een kind dat functioneert in de klas, dat is psychologisch al een hoog niveau:
je kan functioneren in een groep, je kan jezelf blijven concentreren ondanks
alles wat er zich rondom u afspeelt, je kan vertrouwen hebben in een
leerkracht, … Dat zijn allesbehalve vanzelfsprekende dingen die toch verwacht
worden van een kind in een klas.
Dus wij zeggen ‘je bent welkom in de klas’, veronderstellende dat een kind dat
kan, maar natuurlijk zijn er altijd kinderen die dat niet kunnen, en dan komt
er een probleem want het functioneren van een klas is daarop gebaseerd. Hier
bij ons op school komen de ateliers daar voor een stuk aan tegemoet.
Isabelle Robin had
in haar kleuterklas ook de “crèche” waar kinderen naartoe gingen voor
wie de gewone klaswerking te moeilijk was. Er werd dan heel neutraal gezegd ‘ik
zie dat jij nood hebt aan de crèche’. Zonder verwijt, gewoon op basis van de
nood. De crèche was een hoekje in de klas met kussens enz… Onze ateliers hier
op school vervullen ook een deel die opvangfunctie. Die vrijheid heeft daar ook
een stuk mee te maken. Er is altijd een volwassene bij. Dat is nog anders dan
hoeken in je klas waar kinderen zelfstandig werken. Er is die volwassene die
zijn eigen engagement heeft, vb Willem die hier het houtatelier doet, dat is
zijn levensbezigheid. ‘Ik ben hier aan het doen wat ik graag doe, zet u erbij,
doe gerust mee als je zin hebt’. Alleen zijn onze kinderen hier zo rusteloos op
zoek, dat het iets georganiseerder moet dan dat. Maar dat is het wel een
beetje: een voortdurende uitnodiging, therapeutische crèchefunctie… Een stuk
regressie toelaten. Terugkeren naar de plaats waar er tegemoet gekomen wordt
aan die primaire behoeften. Voor sommige kinderen is dat een geruststelling dat
dit kan. Anderen blijven liever in de klas en hebben dit niet nodig.
Ik kan mij voorstellen dat jullie dat in gewone scholen in de klas ook hebben:
laat mij even gerust, ik trek mij terug in die of die werkhoek… Maar ik denk
dat de hoeken in een klas nog andere functies hebben dan dat ook.
Bedenking: een vrije tekst schrijven is eigenlijk ook een hoog niveau van regressie, je laat je los en ziet wat er gebeurt. Een vrije tekening: regressie van hoog niveau: laat het los en zie wat er komt.
Het houtatelier is om in aanwezigheid van iemand die graag met hout werkt ook iets met hout te doen, dat is iets anders dan een wit blad geven dat blokkerend kan werken.
K: In mijn klas was er bijvoorbeeld een tuinatelier en een drukatelier nogal belangrijk op een bepaald moment. In het drukatelier waren vooral hoogfunctionerende kinderen vaak te vinden waren, die lln die de klaswerking ten volle benutten, zichzelf goed gestructureerd hebben, alles uit een schooldag halen en de freinetwerking ondersteunen. In het tuinatelier zaten regelmatig kinderen die meer moeite hadden met zichzelf, hun schoolwerk, de klasgenoten. Zij genoten ervan om gewoon in de tuin bezig te zijn, hun handen vuil te maken, moe te worden van fysiek werk enz… Het lijkt me heel normaal dat die twee soorten ateliers naast elkaar bestaan en elk verschillende functies vervullen
R: Is het ook niet dat het belangrijk is dat kinderen kunnen zeggen; ik ga naar het klei atelier omdat ik met klei wil werken. En niet dat ze naar een kleiworkshop gaan om daar dan uit te voeren wat de begeleider hun gaat aanleren.
K: Er is volgens mij niets mis met een begeleider of een klasgenoot die een techniek aanleert, en dat kan zowel aangekondigd zijn of dat kan eerder spontaan gebeuren. Maar inderdaad lijkt het me belangrijk dat kinderen auteur van hun eigen leven en leren zijn en ook zonder workshop/aanbod in een werkplek ‘hun ding kunnen komen doen’, zelfs al weten ze nog niet wat hun ding is. Ideaal is dus als je in die werkplekken (ateliers) begeleiders hebt die daar het goeie evenwicht in vinden en de kinderen de begeleiding / hint / aanmoediging / ondersteuning / waardering / … geven die nodig is en die niet doen wat niet nodig is.
Splitsing in 2 groepen.
Hieronder verslag van groep Maddy
A: Ik vond dat wel verrijkend, dat nadenken over workshop of atelier. Meestal zetten we het vooraf al vast waar we naartoe werken. Ouders die een ‘atelier’ begeleiden hebben dat misschien nog meer dan leerkrachten: we gaan dat of dat doen / maken. Eigenlijk is dat een laag volgend niveau, gewoon stappenplan volgen. Eigenlijk mag je geen verwachtingen hebben.
K: Geen verwachtingen… Dat vind ik wel een interessante om over na te denken. Wat bedoelen we met verwachtingen?
S: Wat het kind verwacht is misschien iets anders als wat de leerkracht verwacht?
A: Geen enge verwachting, een vrije verwachting moet je hebben
K: Er is een interessante verwachting die we in onze klassen kunnen installeren; nl de verwachting dat als je iets gemaakt hebt, dat je er mee naar de kring kan komen, je zal aandacht en feedback van klasgenoten krijgen, je kan een gemaakt werk ophangen in de gang, een muzikale of theatercreatie tonen in de afsluitkring, een tekst publiceren op de blog, er is een podium voor, we verwachten als groep jouw inbreng en nemen die serieus. Dat is een gezonde waardevolle verwachting.
Wanneer we er in slagen om in onze klassen die verwachting te creëren, die structuren op te zetten waardoor kinderen dat weten, gewoon zijn, .. dan heeft dat een effect op hen terwijl ze creëren. Heel de dynamiek van je klas verandert. En dat is denk ik waar het om draait als we het over vrije expressie hebben: een klimaat waar dit soort dingen zijn
M: Ja, dat je het bijvoorbeeld in een klaskrant of leefboek plakt, …
K: Dat is iets anders dan de opdracht-achtige verwachting. Dat kan al gemakkelijker belemmerend zijn (niet altijd). Maar de bevrijdende verwachtingen zijn inderdaad eerder die zaken die kinderen helpen om te genieten van wat ze zelf maken en genieten van wat anderen maken, zelfvertrouwen te krijgen
A: eigenlijk is het een tweeluik, de verwachting is vrij en kan bevrijdend zijn
S: we gaan er van uit dat onze school uit verschillende instituties bestaat. Voor mij is dat – Jeroen zal dat anders uitleggen-, ik zie dat als raderen die in elkaar klikken en dat zie ik daar ook allemaal in, zoals jij dat nu beschrijft: je maakt iets en wat zijn de radartjes die daar aan vasthangen,… Als dat goed is, vb op sommige vlakken zit dat bij ons al heel goed en duidelijk (vrije tekst en voorlezen in de ronde, dat werkt bv al zeer goed, daar kan je ook oudere lln mee vragen ‘kom je eens bij ons voorlezen’ bv dat is een institutie die heel goed werkt). Ik had daar voordat ik hier werkte nog nooit over gehoord en dat heeft met wel erg doen nadenken over het geheel, hoe alles met elkaar samenwerkt.
En dus voor bepaalde kinderen in mijn klas ben ik nog aan het denken, met welke instituties ga ik deze kinderen kunnen duidelijk maken dat ze in een groter geheel zitten, dat ze mee zijn via één radartje naar de rest. Daar ben ik nog zoekende in: wat zijn dan bijvoorbeeld al die uitgangspoortjes waar je met je creaties naartoe kunt.
Vragen die we ons stellen:
S: De vrije expressie die op school gebeurt: hoe krijgen ze door waar ze daarmee naartoe kunnen?
Hoe meer tonen en delen? Voor vrije tekst lukt ons dat maar hoe voor de andere dingen?
M: De schoolvisie van atelier: het zou mooi zijn als een kind in een klas bezig is en al kunnen denken: oh, mijn illustratie zou ik willen drukken, dus wil ik naar Roxane bij het drukatelier… Hoe geraken we daar?
Workshopgehalte verkleint wanneer kinderen kiezen voor 4 opeenvolgende weken na elkaar hetzelfde atelier.
Durven loslaten als leerkracht, durf de kinderen het laten doen, geef hen het vertrouwen
M: La part du maître: wanneer geef je een aanbod bijgeven. Vb misschien kennen ze het verhaal maar kennen ze schimmenspel nog niet, dat is dan jouw inbreng, dat je hen verrijkt.
M: Atelier drama met mijn kleuters bijvoorbeeld: ik heb dan spelletjes in mijn hoofd. Dus als ze zelf met niets afkomen dan kies ik een van die spelletjes om te doen. Een klassieker is bijvoorbeeld ik heb een boek maar het boek is leeg, wij moeten de prenten zelf nog maken.
L: praktische organisatie van ateliers: wij gaan dat volgend schooljaar herbekijken, op zoek naar inspiratie van hoe andere scholen het doen. Heeft iemand nog tips?
K: Wat ik interessant vind: keuze voor naar atelier gaan of niet. Dat er werktijden zijn waarin kinderen de keuze hebben tussen op dit moment bezig zijn met ‘boulot’ (fichewerk dat moet) en ‘travail’ (creaties die je zelf wil). Kies je er als school voor om op bepaalde momenten kinderen de gelegenheid te geven om zelf te kiezen wanneer ze bv aan wiskunde werken en wanneer ze bv theater gaan spelen. Een manier waarop wij dit deden waren gangateliers: ipv schoolatelier zoals vroeger met alle klassen door elkaar, nu een kleinschalige samenwerking met 3 klassen. De beschikbare ruimtes worden opgelijst en kinderen kunnen kiezen of ze aan hun weekwerk werken (boulot of travail) of naar een atelier gaan. In sommige ateliers is er een min of meer geleid aanbod (vb kinderen die elkaar leren hoe je een portemonneetje maakt van een tetrabrik) en in andere ateliers zijn de werkplek met het materiaal waar kinderen aan hun eigen werk (travail) werken.
Achteraf aan dit verslag toegevoegd: Zie hieronder invulrooster van een gangatelier dat liep over 3 namiddagen op achtereenvolgende weken. Kinderen uit de drie klassen van deze gang kozen 1 keer en gingen dan in principe 3 weken na elkaar naar hetzelfde atelier. (basisprincipe maar vanzelfsprekend waren er veel individuele uitzonderingen omdat dit een heel soepele kleinschalige organisatie betreft: wie de vorige keer aan stille werktijd werkte, maar er is eigenlijk genoeg plaats bij drukken, kan gerust de volgende keer naar drukken. Maar het driewekensysteem stelde vooral kinderen in staat om aan iets te kunnen doorwerken waar nodig.)
Wat? | Waar? | Wie doet mee? |
Stille werktijd | lokaal Anneke | |
Drukken | Gang drukpers | |
Werktijd | lokaal Carine | |
Textiel | Textielkast | Shajwan Maximum = 8 |
Toneel of muziek | lokaal Katrien | Maximum = 6 |
Portemonneetje
tetrabrik en andere recyclagekunst | Gang Katrien | Lukas en Ella Maximum = 8 |
Tuinwerk, plannen maken | Tuin |
M: Hoe ver mogen kinderen afwijken en zelf kiezen? Vb als een kind goeie argumenten heeft om iets te doen waarvan ik eerst dacht van niet, dan kan dat soms wel voor mij.
K: Wat hier zo cool is op de Sassepoort gaat verder dan dat ze 4 atelierruimtes en bijhorend personeel hebben. Het meest inspirerend is net datgene wat op zich voor ons ook verwezenlijkbaar is in elke school. Dat heeft met die keuze te maken, als we verder denken dan de ‘HOE’, maar nadenken over de WAT en WAAROM, wat het voor onze leerlingen betekent om op school te zitten. Dat is een toffe uitdaging om te kijken: wat leert dit verhaal ons.
M: Ja welke kleine dingen kunnen wij doen met onze middelen
A: Ja het zou interessant zijn om dit denkproces met deze mindset op onze scholen eens opnieuw te doen; ateliers als een plaats bekijken ipv workshops, … Dan gaat de invulling en de begeleiding anders zijn en dat is eigenlijk wat ik 20 jaar geleden gevoeld heb en nu terug voel, door deze namiddag.
M: In je klas bijvoorbeeld: eigenlijk moeten kinderen met alle materialen overal kunnen werken. Vb dat ze met timmermaterialen ook in een knutselhoek of bij de winkel kunnen werken, dat ze niet te beperkend in 1 plek blijven waar bijvoorbeeld alleen gebouwd wordt. Dat ze eigenlijk zoals bij Montessori zich verplaatsen naar om het even waar in de klas.
K: dus eigenlijk zoals in de klas van M?
M: bij mij zijn er gewoon kasten maar geen vaste hoeken, veel open ruimte, kinderen mogen overal met alles naartoe, er is een grote werktafel waar ook gegeten wordt, nog twee tafels waar vanalles kan gebeuren, grote kring, veel bewegingsruimte…
K: eigenlijk is Maikes klas een soort grote woonkamer, loft-stijl, niet zo typisch kleuterklasachtig, dus eigenlijk heel gewoon, in de betekenis van naturel, zoals het bij je thuis ook is, zonder schoolse indeling in ‘hoeken’. Maar dat gewone is dus eigenlijk bijzonder.
Over welke belemmeringen we in onze klassen hebben: tot waar gaat hun vrijheid.
La part du maitre doet iedereen andere beslissingen nemen, is persoonlijk van lkr tot leerkracht, moet bij je passen
S: ik wil misschien ook wel meer lege ruimte in mijn lokaal
M: in het Eiland hebben ze hun klassen ook anders ingericht en dat verandert hoe kleuters in de klas werken
M: ineens is er dan bv plasticine in de poppenhoek: dan moet je even denken: mag het of niet, maar kijk ineens zijn ze daar pannenkoeken aan het maken
A: ja bij mij is dat met mais die naar overal verhuist, wat ze daar allemaal mee uitsteken, laten zoeken en ontdekken..
Rondje, hoe vond je de namiddag?
Ik ben blij om nog eens verhalen uit de gewone scholen te horen, op den duur vergeet je hoe het daar gaat.
Ik ben nog wel op zoek naar praktische input, voor organisatie in mijn kleuterklas, mag ik eens op bezoek komen? (ja!)
Ik heb niets meer te melden, was super.
Ik vond het leuk om meer mensen aan het woord te horen.
Heeft deugd gedaan dat we in kleine groepjes allemaal aan het woord kwamen.
Ik ben blij met wat ik gehoord heb, want bij ons staat het nog in kinderschoenen en ben blij dat we nu een andere input kunnen geven door wat ik hier vandaag gehoord heb. Ik heb wel nog meer input nodig, ben nog hongerig…
Groep Virginie:
Vraag: Hoe pak je het aan om alles anders aan te pakken? Uw werking over boord te gooien en opnieuw te beginnen? Wat doe je als enkele kinderen in een groep geen aansluiting vinden in de klas/op school?
In de geschiedenis van onze school is er ooit een projectgroep opgestart met die kinderen die na een jaar in de klas geen vooruitgang boekten. Hun dagplan werd beperkt tot praatronde – 2 uur in de klas in de voormiddag en in de namiddag ateliers.
Enkele kinderen die het de klas en de leerkrachten zo moeilijk maken en op alle vlakken zich uitschrijven in wat de school/klas hen aanbiedt, worden nu eigenlijk (in hun beleving) uitgesloten. Weten ze wat de mogelijkheden zijn? (wordt vervolgd)
Atelier
Hoe neem je atelierwerk – vrije werktijd praktisch aan als de ruimte volgestouwd is met kinderen en meubels en materiaal?
Er is vaak te weinig fysieke ruimte voor veel te veel materiaal.
Tussenklassen, materiaal in boxen, parallel collega’s, op de gang, …
Het is de kunst om met de beperkingen die er zijn, creatief om te gaan.
Er is een groot verschil tussen proces en product gericht werken.
Vrij werk en keuzes maken, gaat samen met leren plannen. Je kiest bewust voor een atelier/activiteit en het is belangrijk dat ze volhouden. Wij moeten als leerkracht proberen los te laten wat wij voor ogen hebben, wat wij zien met onze doelen in ons achterhoofd. Het is belangrijk voor kinderen om de vrijheid (die hen vaak angst inboezemt) te voor-organiseren en hen te begeleiden in het groeien om vrij te tekenen, schrijven, werken, spelen,…
Belangrijk dat
- Ze weten waarvoor ze kiezen, ipv niet altijd voor wie ze kiezen
- Flexibel genoeg te zijn als begeleider van een atelier
- Ze het meerdere keren kunnen proberen, om te kunnen groeien
- Je het doelgericht werken niet uit het oog verliest
- De verplichting van een atelier te ‘moeten’ doen ook wel interessant is omdat de kinderen dan ook wel kunnen ontdekken wat ze niet/graag doen
- Grote verschillen in leeftijden zijn soms bijzonder interessant, maar soms praktisch moeilijk te organiseren – hier creëer je wel een grote verbondenheid tussen de kinderen onderling (coöperatie)
- Je in team goed nadenkt over waarom je een atelier geeft! Nadenken en je atelierwerking verder laten evolueren moet je kunnen laten gebeuren. Werkgroepen zijn hiervoor een dankbaar instrument (om ook je team coöperatief te laten samenwerken).
- Beroep doen op experts (ouders ed.) via een talentenpaspoort wordt in kaart gebracht waar de expertise zit om samen te werken en de buitenwereld. Verlies ook niet uit het oog waar de expertise zit in het team of bij de kinderen.
Moeilijkheid van eindtermen en doelstellingen is dat de vrijheid niet onbeperkt is.
Is het woord “moeten” een vies woord?
“Soigner les malades sans soigner l’hopital, c’est de la folie…”
Verslag door Britt en Katrien