Verslag werkgroep wiskunde (nm)
Wie is aanwezig?
Senne, De Steltloper
Babette, De Levensboom
Margot, De Feniks
Katleen, gepensioneerd
Lieve, Mandala
Nancy, Zevensprong
Rozemarijn, De boekenmolen
Ann-Sofie, De Vlieger Oostende
Marij Cobben, Villa Kakelbont
Karen Aerts, Villa Kakelbont
Iedereen stelt zich voor en licht kort toe met welke reden/achtergrond hij/zij bij het gesprek aanwezig is. Hieruit komt voort dat het eerst een noodzaak is om het nut van wiskundig onderzoek door te praten.
Er komen veel verschillende soorten vragen, ik probeer ze wat te groeperen.
Waaruit vertrekken :
-> Bij Rozemarijn in de eerste graad gebeurt dit heel vaak aan de hand van (wiskundig) materiaal. De kinderen werken, spelen, snuisteren ermee en R. vraagt dan door.
-> Eventueel met de vraag : “Wat is wiskunde voor jou?” beginnen.
Wat is een degelijk onderzoek? Wat zijn goede criteria? Soms zijn kinderen wel goed bezig, maar is het niet waardevol (niet voor het kind en/of niet voor de groep)
- Het moet zinvol werk zijn en betekenisvol
- Het moet voldoening schenken, aan zichzelf, groep en leerkracht
- Het kind moet bewondering krijgen van de groep, ook de leerkracht toont zijn verwondering
- Het werk is authentiek en eerlijk, draagt bij aan ontwikkeling van de groep.
Als het kind z’n onderzoekje brengt, breng je respect op want het is uniek, het staat niet in de boeken. - De onderzoeksvraag moet duidelijk zijn. Weet goed wat je aan het onderzoeken bent.
Geef de kinderen ook wel wat experimenteertijd, maar dan ga je verder. Bewaak de tijd.
- Het moet makkelijk meetbaar zijn.
- Geef autonomie voor de uitvoering.
Ga in dialoog met je kinderen. Geef het in hun handen.
Komt alle leerstof wel aan bod als je werkt met wiskundig onderzoek?
-> zorg voor een goed registratiesysteem. Hou de inhouden van je onderzoeken bij en kijk regelmatig je doelen na.
-> er worden soms in jongere klassen doelen behandeld die volgens het leerplan pas in hogere klassen aan bod komen maar die voor het onderzoek nodig zijn. Die worden niet uit de weg gegaan, maar niet geëvalueerd (= advies van de doorlichting) Zo wordt niet alles doorgeschoven naar de hogere jaren, hebben ze al meer ervaring en win je op langere termijn ook weer tijd.
-> de onderwerpen die gezien moeten zijn, maar die niet door de kinderen aangebracht worden, breng je dan zelf aan, maar dat blijken er in de praktijk dan niet meer zoveel te zijn. Maar let op dat je eigen inbreng niet gaat overwegen.
> de tijd die je investeert, krijg je terug. Je kan het vergelijken met een accordeon; de beginfase duurt vaak wat langer, maar er komen zaken terug, er komt steeds meer een systeem in, het wordt dieper beleefd en daardoor win je vaak tijd op langere termijn. Je krijgt ook steeds meer strategieën die je sneller doen werken.
-> geef tijd en ruimte aan de kinderen om te ontdekken.
Valkuil bij wiskundig onderzoek :
werk vanuit hun onderzoek, vragen en creaties. hou in je achterhoofd je wil bereiken maar kijk echt naar je kinderen en of laat ‘jouw programma’ niet in de weg zitten om echt te luisteren naar wat de kinderen zeggen. Als lkr. is het wel je taak om er de juiste begrippen en termen aan toe te voegen en te gebruiken. Je helpt de kinderen verwoorden en leer hen de wiskundige benamingen en begrippen. Vooral in het kleuter en de eerste graad lager zijn dat er heel wat.
Uit ervaring leerden Lieve en Kathleen dat de combinatie van wiskundig onderzoek met een methode niet werkt. Je legt je werking plat en raakt je kinderen kwijt als je voor die combinatie gaat, want het is zo’n wezenlijk verschil in aanpak. Als je de creativiteit plat legt, krijg je die moeilijk weer -op gang. (Er is wel een verschil tussen een methode en inoefenmateriaal.)
Senne gaf aan dat sommige kinderen bepaalde bewerkingen die ze via levend rekenen/wiskundeonderzoek geleerd hadden, weer vergeten waren. Regelmatig ‘droog’ inoefenen verhelpt dit.
Hoe omgaan met zorgbegeleiders, logopedisten, ouders,… die kritisch staan tegenover wiskundig onderzoek?
-> Bij Rozemarijn organiseren ze een ouderavond bij de overgang van kleuter naar lager en leggen uit hoe ze het bij hen op school doen, zodat ouders juiste verwachtingen hebben.
-> Zorg inzetten om kinderen te helpen bij onderzoek en zelfsturing ipv enkel remediëring.
Verloop van een wiskundig onderzoek / hoe pak je het aan?
Kathleen heeft normaal een stappenplan, maar had het niet bij. Wie wil kan haar mailen.
‘Maak een creatie’ is iets anders dan ‘Wat wil je onderzoeken’? Kind komt met de creatie naar voor, aan groep vragen : ‘Wat zie je?’
Samen met de groep bespreken : wat is een goede vraag? (Kinderen weten dat) Bv. : je kent het antwoord niet, het moet onderzocht worden, ik leer iets bij, ik ben trots op je vraag, de groep moet iets bijleren, het moet duidelijk zijn, nauwkeurig zijn,
Kathleen deed als extra : het moet teruggekoppeld aan het leven
Lieve vult aan met : Dit is mijn vraag/dit weet ik al/ dit is mijn proces/ dit is mijn antwoord
Presentatie en inoefening
Lieve : het kind toont zijn onderzoeken, stelt het aan de klasgroep voor. De verwerking gebeurt ook klassikaal.
Nancy laat kinderen soms oefeningen maken voor klasgenoten.
Het luikje rond bewerkingen kan nodig zijn om wat in te oefenen, maar eigenlijk moet met onderzoeken weinig nog gedrild worden. Als het kind het beheerst, is inoefening minder nodig.
Bij Kathleen op vaste momenten rekenonderzoek, ze ging dan rond en zei : ‘Schrijf je naam op het bord’ (want kind heeft vraag) Dan waren er toonmomenten, waarbij kdn vragen aan elkaar hoe het zit, waardoor er weer verder gewerkt kan worden. Een toonmoment is niet hetzelfde als presentatie, bij een presentatie is het onderzoek af. Er komt altijd nog een instructie na onderzoek.
Neerslag :
-> Bij Senne gebeurt dit in een schriftje per kind individueel
-> Bij Kathleen/Lieve : elk kind maakt van zijn onderzoek een poster
-> Bij Rozemarijn werken ze over de 6 jaren met een aanvulbare onthoudmap.
Kind doet onderzoek, brengt het in de groep. De verwerking gebeurt klassikaal.
Lkr. maakt synthese/onthoudstuk van het onderzoek en maakt daarover soort van onthoudfiche met pictogram. Dit komt in de onthoudmap, bij het juiste onderwerp.
De onthoudmap wordt gegeven in het eerste leerjaar, gaat mee tot het 6de. Bij elk onderdeel (bewerkingen, getallen, meten, mk) komt een inhoudstafel van subonderdelen met pictogram. Dan voorzie je je syntheseblad van pictogram en steek je het op de juiste plaats in de map. Komt verder in het jaar nog iets over dat subonderdeel, dan komt dat erbij. De datum komt op de pagina.
Losse quotes :
Kathleen : Je moet het gewoon doen, je gooit je erin, je moet het doen voor je kinderen.Blijf erin geloven. Het mooiste materiaal zijn je kinderen. Laat je niet ontmoedigen. Zorg dat je je achtergrond,visie en theorie kent, zodat je een antwoord hebt