Wat is mijn zorg?
Ik lees over afkortingen
Om meer duidelijkheid te krijgen, lees ik in de trein tussen Luchtbal en Zwijndrecht het verhaal van Armand nog eens door: het gaat over VLO en taakleerkrachten, over taalvaardigheid, remediëring, socio-emotionele ontwikkeling, intercultureel onderwijs en ouderbetrokkenheid in hrt OVB. Over GOK-leerkrachten die voor gelijke onderwijskansen zouden kunnen zorgen. Het gaat over SES en zorgcoördinatoren, over aanwendingsplannen voor middelen. Over het GON om te ondersteunen en er is ION, voor leerlingen met eigen trajecten. Het aantal kinderen voor deze inclusie zou toenemen na het invoeren van het
M-decreet in 2015 … ja, ja …
De trein raast langs Kijkuit en dat doe ik dan ook maar bij het lezen over onderwijs dat kinderen bekijkt vanuit ontwikkelingsproblemen of onmogelijkheden. Ik moet ook oppassen met etiketten als dyslexie, dyscalculie, … ADHD, ASS, PDD-NOS … en let op … gericht remediëren blijft vaak beperkt tot een aantal symptomen, terwijl de werkelijke ontwikkeling altijd ingewikkelder en veelzijdiger is. Omdat ouders uiteraard het beste willen voor hun kind, groeit de markt met logopedie, fysiotherapie … met antidepressiva, Ritalin …
met bijkomende problemen als een slechte terugkoppeling naar ons groepsleerkrachten en de groeiende kloof tussen arm en rijk.
Ik lees over compensatieprogramma’s en een leesproject om met een andere pedagogische aanpak uitval terug te dringen. Ik lees over brugfiguren om in kansarme buurten communicatie met ouders te verbeteren. Over teams die gevoelig raken voor de diversiteit binnen hun school.
Zo … ben je er nog bij … zie ik zelf door alle afkortingen nog de zorg?
Ik zit er in ieder geval middenin en lees over vergelijkbare ervaringen in de kinderopvang:
Over BVL dat aangrijpt bij sterke punten, leidsters die naar kinderen kijken en ja … contact hebben met kinderen tijdens de verzorging. Ik lees over peuterinitiatief en ruimte voor ouders. Ik lees over I.K. met nadruk op het erkennen en waarderen van de verschillen tussen mensen.
Ja, ja … poeh, poeh … er wordt in het kader van zorg heel wat bedacht en er worden veel middelen vrij gemaakt. Je zou verwachten dat al deze zorg bij elkaar zorgt voor een daling van het aantal verwijzingen naar het buitengewoon onderwijs. Helaas: nog nooit ligt dat aantal zo hoog. Allerlei maatregelen zorgen er voor dat bestaande werkwijzen in de klas vooral blijven bestaan, terwijl daar toch een oorzaak zou kunnen liggen.
Het lijkt er op dat veel zorgbeleid leerkrachten het eigenaarschap, het initiatief en de eindverantwoordelijkheid ontnemen. Ons werk wordt ook nog bedreigd door management denken. De effecten van de schaalvergroting, het voorschrijven van leerkracht-gedrag en beslissingen van bovenaf leiden tot onderwaardering van onze professionaliteit.
Ik hoor van freinetscholen
In een school hoor ik vertellen over hele teams van zorgleerkrachten die zich verliezen in testen, toeters, bellen, AVI, Dudal en roze boekjes. Ik hoor over het toetsen van kleuters, waar vragen in staan over dingen waar lang niet alle kleuters aan toe zijn of die ze met hun chaotisch ontwikkeling even niet paraat hebben. Ik hoor over het invoeren van toetsen op
freintscholen, terwijl het traditioneel onderwijs die juist weer afschaft. Dat moeten we toch
niet willen? Zorgleerkrachten zijn nog zoekende en willen veel op papier om zich te
bewijzen. Ze zijn druk met het verwerken van gegevens, overleggen druk met elkaar en
constateren ontwikkelingen bij kinderen die bevestigen wat wij groepsleerkrachten geregeld
al lang weten. Er wordt weinig gedaan op leerling-niveau. Ik hoor over zorgleerkrachten op
freinetscholen, die denken in termen als het wegwerken van achterstanden, maar
achterstanden in welk opzicht, ten opzichte waarvan en van wie?
In hun eenzijdige ontwikkelingshaast toetsen ze vooral de makkelijk meetbare zaken bij
deelvaardigheden van lezen, rekenen of taal, terwijl praten, luisteren, schrijven, taalgevoel,
taalbeschouwing en lezen bijvoorbeeld vaardigheden zijn, die kinderen in samenhang
ontwikkelen. Het werkelijke leren verloopt complex en veelzijdig. Kinderen met een mindere
taalscore hebben vast andere waardevolle kwaliteiten: creativiteit, technisch inzicht, sociale
vaardigheden en sportief talent, om maar eens wat te noemen. Alles, alles doet er toe.
Zorgleerkrachten willen vaststellen WIE, WELK DEELTJE van de toetsstof nog niet beheerst.
Als je kinderen vooral achtervolgt met toetsten, leg je accenten op dingen die niet goed gaan
en op het wegwerken van tekorten; tekorten van kinderen, die iets nog niet snappen. Een
slechte toets – het zal je gebeuren – en JIJ moet naar een zorglokaal om te worden
‘bijgespijkerd’. Je kan iets niet wat alle anderen wel gewoon kunnen.
Wanneer je daar vaker
zit, krijg je meer en meer het gevoel dat je aan de verliezende hand bent. En klasgenoten
gaan je met een vergelijkbare bril bekijken. Je faalangst groeit met de dag. Falen remt de
daadkracht, knakt de geestdrift. Dat moeten we toch niet willen. Iedereen wil slagen.
Zorgleerkrachten zijn ook bezig met ONZE tekorten: ik heb het voor dit kind misschien niet goed uitgelegd of voorgedaan. Het zal je gebeuren dat uitgerekend JIJ de collega bent, waarvan de meeste kinderen naar het zorglokaal verdwijnen. Dan richt je het werk al gauw wat meer op de toetsstof. Taalonderwijs verwordt dan tot toetsvoorbereiding. En het eind van het liedje is dat niet beheersing maar toets-vaardigheid wordt getoetst. Dat willen we
toch niet. Weg met de toetsbatterij!
Ik hoor over zorgleerkrachten die werken in eigen werkruimtes. Over tweedelijnszorg …
ja, ja … het woord alleen al … wie zou dat bedacht hebben? Ik hoor over een zorgteam met
directeur, zorgcoördinator, SES-leerkracht en beleidsondersteuner dat iedere
dinsdagmiddag samenkomt … mijn hemel! En dan heb je ook zoiets als een spoedpaniek.
Ik hoor over groepsleerkrachten die niet bij zorggesprekken zitten. En er lopen ergotherapeuten
en logopedisten in en rond scholen en die denken ook weer van alles te weten van
freinetonderwijs. Er gaan kinderen onder schooltijd naar revalidatiecentra en elke twee
weken overlegt het CLB-team. Al dat gepraat, al die taal, al die pakken geduldig paper en
dan hoor ik dat overleg tussen deze ‘deskundigen’ en ons groepsleerkrachten opnieuw
moeizaam verloopt. Er worden hele bouwwerken opgetuigd rond de klaslokalen. De
geldstromen worden nauwelijks aangewend voor het primaire proces, ons werken met
kinderen in groter wordende groepen. Verantwoordelijkheid en zicht op het werk worden
ons meer en meer ontnomen. Het zorgt opnieuw voor minder waardering van onze
professionaliteit. Kan je het nog volgen? De verhalen gaan nog steeds over freinetscholen.
Ik begrijp er af en toe niet veel van en ik denk, dat ze denken, dat ze goed bezig zijn. Freinet
schreef dat er in de mentaliteit en het leven van leerkrachten zelf iets zou moeten
veranderen. Een dialoog over zorg kan vruchtbaar zijn, als je je losmaakt van het traditionele
denken vanuit problemen en moeilijkheden.
Ik hoor weer over GOK.
GOK … gelijke onderwijskansen … bestaan die?
GOK … goede onderwijskansen voor elk kind, kan dat misschien? GOKVEK?
Gelukkig klinken er ook andere geluiden door:
Ik hoor dat klassen worden opgedeeld, zodat de klasjuf zelf zorg kan bieden aan kleinere
groepjes. Ik hoor over sterk maken van ouders, die dan thuis ook beter mee kunnen met het
begeleiden van hun kinderen. Ik hoor over een collega uit het buitengewoon onderwijs, die
op een heel andere manier klasintern zorg biedt. In sommige scholen worden zorgvragen in
de klas zelf ondersteund tijdens een vast aantal zorguren per week. Ik hoor van een
zorgleerkracht die haar uren invult door samen met de groepsleerkracht in de groep te
werken. Daarmee wordt de groep meerdere keren per week begeleid door twee leerkrachten,
bij voorkeur met verschillende achtergrond. Ze spreken met elkaar af wie wat
doet, kinderen zoeken zelf uit wie ze om hulp vragen en soms geven die dan aan dat het
handiger is om het de andere juf even te vragen. Ze maken gebruik van ieders kennis en
ervaring. Ze praten met elkaar over het werk en over kinderen. Ze zien elk andere dingen en
wisselen allerlei informatie uit. Het is niet moeilijk te voorspellen dat beide leerkrachten zich
door deze manier van werken blijven ontwikkelen. Wanneer er wat uitgezocht gaat worden
of een contact gelegd met deskundigen buiten school, spreken ze af wie het
doet en wat de vraag precies is. Er wordt op vaste momenten tijd genomen
om bevindingen te noteren. Onderzoek toont aan dat een goede sfeer en
welbevinden met twee leerkrachten eenvoudiger is te realiseren.
Zorg op een freinetschool
Maar nog steeds zou deze zorg op vrijwel iedere school op een vergelijkbare manier ingevuld
kunnen worden. Vanwege het eigen karakter van de freinetpedagogie ligt het voor de hand
om te onderzoeken hoe daar zorg wordt vorm gegeven. Tussen Rotterdam en Den Dolder
lees ik over de freinetschool in Mons-en-Baroeul. Die school staat in een kansarme buurt
met veel sociale problemen. Dat de opvoedingssituatie van sommige kinderen thuis
ingewikkeld is, betekent niet dat ouders of hun kind worden afgewezen. De collega’s in
Noord Frankrijk weigeren om kinderen door te verwijzen naar gespecialiseerde hulp.
Ik lees wat ze daar dan wel doen:
- Bij elk kind zoekt het team wat in het schoolmilieu obstakels zijn voor het leren. In een
gunstige omgeving kan en wil elk kind leren. Dit leren gaat zowel over kennis, over
kunnen en over er zijn. Kinderen die thuis problemen hebben, blijken niet per se
leerlingen met problemen zijn. - Door zinvol werk dat uit gaat van de eigen ervaringen en het plaatsen van die ervaring in
een bredere context, wordt ieder kind geholpen om zich te ontwikkelen tot lerende.
Het is de leerling die leert vanuit zijn eigen vragen en de school geeft geen antwoord op
vragen die het kind zich (nog) niet stelt. Er is dus geen klassikaal onderwijs. Kinderen
werken niet naar een norm, waarbinnen sommigen bijgewerkt zouden worden.
Het is de leerling die leert – ieder vanuit zijn eigen ontwikkeling en belangstelling – door
middel van differentiatie, samenwerken, brevetten, onderzoek, weekplanning, … Het
leren op school vindt plaats in authentiek en betekenisvol werk: vrije teksten,
werkstukken, onderzoek, uitnodigen van experts, kringgesprekken … Door discussies met
leerkracht en klasgenoten overstijgen leerlingen ook hun ervaringen, ze leren er afstand
van te nemen. Het is de leerling die leert door verschillende denkvormen. Van het zoeken
naar één oplossing voor een vraag tot het zich oriënteren op veel mogelijkheden. - De kinderen halen profijt uit de mate waarin de klas coöperatief werkt.
Een coöperatieve groep zorgt voor veiligheid en verhoogt de kansen van kinderen
om zich te ontwikkelen. Het is de leerling die leert individueel of in groepjes: met een
duidelijke planning, frequente hulp vooral ook tijdens het werk, hulp van klasgenoten
en leraar, fouten maken mag. Het is de leerling die leert door te praten over gemaakt
werk en het krijgen van feedback … De leerling leert door meerdere rollen: hij is leerlingartiest,
ambachtsman, onderzoeker, verslaggever, schrijver, voorzitter, enquêteur …
Gedurende vijf jaar volgt een onderzoeksteam van de universiteit van Lille deze
freinetschool. Een socioloog, pedagoog, psychologen, didactici Frans, wiskunde en
wetenschappen gebruiken gedifferentieerde onderzoeksmethoden. De meeste resultaten
blijken gelijk aan of hoger dan die van scholen in vergelijkbare wijken. Voor sommige vakken
blijken de resultaten vergelijkbaar met de resultaten van kinderen uit hogere sociale milieus.
Het zal je gebeuren dat JIJ op een school werkt, waarvan een uitgebreid onderzoeksteam
benadrukt dat dit experiment zonder enige twijfel een succes is en dat zonder zorgteams
met testen, toeters, bellen en roze boekjes.
Voor welke zorg zorg jij?
Ik ben gastvrij en in onze heterogene groep zorg ik samen met de kinderen voor een
goede leef- en werkomgeving, ik neem kinderen serieus en zorg dat ze een plekje hebben.
Door kringgesprekken, vrije teksten en meegebrachte spullen, door met kinderen te
praten kom ik achter interesses van ieder kind afzonderlijk, achter hun leven en hun
herinneringen. Ik hoor hoe ze hun leefwereld ervaren, wat indruk op hen maakt, waar ze
echt aandacht voor hebben en meer over willen weten. En zodra hun werk daar dicht bij
komt, ervaar ik telkens hun grote betrokkenheid en motivatie.
Omdat kinderen – net als wij zelf – met tegenzin bevelen uitvoeren, omdat ze een afkeer
hebben van kuddewerk, zorg ik voor een organisatie, waarin ze zinvol werk kunnen
kiezen. In onze groep werken kinderen niet klassikaal, maar individueel of in groepjes te
midden van de klas als leef- & werkgemeenschap. Ze ontwikkelen zich met eigen
werkplannen langs verschillende wegen en in een eigen tempo.
In buiten- en binnenwerkhoeken wordt gewerkt aan: werkstukken, vrije expressie met
vrije teksten, natuurlijk lezen, levend rekenen, kringgesprekken, correspondentie …
authentiek en betekenisvol werk op maat, dat tegemoet komt aan ieders interesses en
behoeften. Geen schools maar levend werk dat voor meer voldoening zorgt, dan
eenvoudige maar opgedrongen activiteiten. Levend werk dat naadloos wordt
ondersteund en versterkt door allerlei digitale ontwikkelingen.
Het is de leerling die leert door proefondervindelijk verkennen, door te proeven, te
ruiken, te voelen, te horen, te zien en te ervaren, door te lezen, te vergelijken. Ze willen
zelf informatie achterhalen, regels en wetmatigheden ontdekken door van gedachten te
wisselen en na te denken, door te verbeelden en beslissingen te nemen.
En wanneer ze er even niet uitkomen, roepen ze hulp in van klasgenoten en van mij.
We werken coöperatief met een klassenvergadering, weekplanning, een klassenkas, een
blog en klassentaken. Met elkaar zorgen we voor een veilig klimaat, waarin iedereen weet
dat er in alle ernst wordt gewerkt. Ik zorg voor een voortdurend heen-en-weer tussen
individu en collectief, waarmee ze elkaar wederzijds versterken. Kinderen overleggen samen,
wisselen kennis, ideeën en informatie uit … ze leren met en van elkaar. Het zal je gebeuren
dat JIJ één van die leerlingen bent, waaraan klasgenoten vragen of je wil helpen met hun
werkstuk … Ontwikkeling en intelligentie is veelzijdig en de talloze verschillen tussen leerlingen
zijn bron van samenwerkend leren. Kinderen weten van elkaar meestal wel bij wie ze
moeten zijn en iedereen komt met andere vaardigheden aan bod. Van al dat helpen,
voordoen, samendoen en uitleggen leren ze zelf misschien nog wel het meest.
Door resultaten in de kring te tonen, voor te lezen en er over te praten is er aandacht voor
elkaars werk en voor elkaar. Je brengt gedachten onder woorden, je spiegelt ervaringen en
herinneringen, je leert argumenteren, denkt na over allerlei onderwerpen en ordent en
verheldert denkbeelden. Door nieuwe inzichten pas je je ‘werkelijkheid’ aan en ga je er een
andere waarde aan geven. Je komt er achter wie je bent en hoe je handelt.
Uit de oprechtheid van de gesprekken voelt iedereen dat er wat valt te winnen. De door de
groep zelf gewilde en beleefde orde vloeit voort uit de afspraken die we met elkaar maken.
Kinderen doen naar eer en geweten werk voor de groep. Het gaat om het nemen van
verantwoordelijkheid gekoppeld aan de persoonlijke werkplannen. Het gaat om mondigheid,
zelfontplooiing, individuele vrijheid, onderneminggeest, saamhorigheid, verantwoordelijkheidsbesef
en vrijheid van meningsuiting. De democratie van morgen wordt proefondervindelijk
verkend en geleerd in onze dagelijkse schoolpraktijk.
Zo, kan je me nog volgen? Evenwichtige en ononderbroken ontplooiing van de kinderen,
ontwikkelingsmogelijkheden, obstakels wegnemen, kansen en zelfvertrouwen verhogen,
klinkt toch heel anders dan achterstanden wegwerken of opbrengstgericht werken bij
rekenen en taal.
Ik zorg er voor dat ze ontspannen en betrokken bezig zijn met iets dat hen interesseert, dat
ze hard werken aan iets waar ze zo in op gaan, dat ze de tijd vergeten. Het gaat om willen
weten en kunnen, het gaat om zin hebben in het leren. Ik zorg dat kinderen hun vaardigheden
verder ontwikkelen en optimaal benutten. Kijken waar een kind goed in is. Zwakke
punten overwinnen door de sterke nog sterker te maken. Ik laat een kind weten dat een taak
binnen zijn vermogen ligt. Ik geef vertrouwen, zodra ik denk dat die het kan. Succes
stimuleert. Ik praat over goede antwoorden en sterke kanten en niet over het aantal fouten.
Ik zorg voor een stimulerende samenwerking in plaats van een wedstrijd die verliezers
uitsluit.
Ik zorg er voor dat ik tijd neem om goed te kijken en te luisteren naar leerlingen, dat ik
vragen beantwoordt en zelf vragen stel vanuit mijn nieuwsgierigheid en betrokkenheid.
Omdat het leren sterk wordt beïnvloed door wat een leerling zich herinnert en al weet,
stem ik het werk en mijn begeleiding daarop af. Ik geef gevraagd en ongevraagd hulp,
neem kinderen bij de hand, prikkel, inspireer, voeg informatie toe en laat samenhang
zien. Wanneer ik er kans voor zie, doe ik mee aan onderzoek en experimenten, doe
voorstellen, laat zien hoe ik het zou doen en voorkom ‘ongelukken’. Ik geef ook instructie,
vooral achteraf naar aanleiding van werk van kinderen en niet vooraf programmatisch. Ik
ga weer in op vragen. Ik leg het op mijn manier uit, doe voor, of laat het nog eens anders
beleven.
Bij al dit werk gaat het om mijn intuïtie, om mijn kennis van de leerlingen en van ons vak. Op
ontmoetingsdagen, cursussen en meerdaagse bijeenkomsten van de Freinetbeweging heb ik
het met collega’s over het werken met technieken. Je weet vaak wel aardig snel waar
informatie is te vinden en anders vraag je even na, bij wie je terecht kan. In het met elkaar
onderwijs ontwikkelen hebben freinetwerkers al zo’n negentig jaar ervaring.
Met brevetten en potfolio’s verzamel ik samen met leerlingen werk waar ze trots op zijn. Het
brengt hun ontwikkeling letterlijk in beeld. Wanneer ik een kind beoordeel of complimenteer,
stel ik me geregeld de vraag: hoe zou ik in zijn plaats reageren? Alle leerlingen kunnen leren en
als het minder gaat, vraag ik me af: Kijk en luister ik wel goed; heb ik m’n antenne goed
afgesteld. Met de zorgleerkracht – die haar uren meewerkt in onze groep – praat ik over
kinderen, over het wegnemen van hindernissen en over hulp en ondersteuning. Zelf heb ik de
neiging om kinderen waar de ontwikkeling ‘hapert’ sneller voor onheil te behoeden. Kiezen uit
actief begeleiden en de kinderen zo veel mogelijk zelf laten doen blijft een steeds terugkerende
lastige spagaat.
In ons team bespreken we in de loop van het jaar alle kinderen. Vooral dus ook de leerlingen
die zich evenwichtig en goed lijken te ontwikkelen. Wanneer kinderen uit mijn groep worden
besproken, heb ik van te voren vragen geformuleerd. We vragen ons met elkaar af waar ik voor
kan zorgen, hoe ik het aan zou kunnen pakken. Het zal je gebeuren dat JIJ de collega bent, die
met waardevolle invullingen komt. De talloze verschillen tussen collega’s leveren een schat aan
ervaring en ideeën, iedereen heeft andere vaardigheden en kennis …
ik maak de keuzes. En af en toe geef ik aan dat ik een leerlingen nog een keer wil bespreken.
Het zijn de leerlingen die leren, met en van elkaar. Voor een optimale omgeving en
begeleiding van iedere leerling kijk en luister ik met collega’s elke dag opnieuw naar de
kinderen. Goede onderwijskansen voor elk kind blijft telkens weer een hele zorg.
2 reacties
Kan deze tekst van Jeroen een basis zijn om het werk van een zorglkr/zoco in een freinetschool nu zaterdag (18-3) onder de loep te nemen? En dit linken aan de eigen dagdagelijkse praktijk? We zijn zoveel bezig met vanalles en nog wat dat (bij mij toch) de ‘waarom-wie-wat-waar-hoe-wanneer-vraag’ (niet per se in die volgorde) bedolven geraakt onder andere ‘beslommeringen’.
Zijn hiervoor nog geïnteresseerden? Het is wel kort dag …
Hallo Lore en andere geïnteresseerden,
er is inderdaad niet veel tijd meer, maar het is een heel goed idee. Er komen verschillende collega’s die een functie als zorgleerkracht/zorgcoördinator/ondersteuning hebben, maar ook voor klasleerkrachten is dit een boeiend en belangrijk onderwerp om bij stil te staan. Ik stel voor dat je dit voorstel nog eens herhaalt in de ochtendkring van zaterdag. Er zijn nog lokalen vrij die gebruikt kunnen worden (tijdens de werkgroepentijd of in het open werkmoment, af te spreken met de geïnteresseerden.)
Tot zaterdag!